Ondanks de groeiende bezorgdheid over dierenwelzijn gebruiken de meeste mensen dagelijks medicijnen en schoonmaakmiddelen die waarschijnlijk op dieren zijn getest. Een recent onderzoek toont aan dat wanneer mensen geconfronteerd worden met de gevolgen van hun consumentenkeuzes op het gebied van dierproeven, ze eerder geneigd zijn om de cognitieve vermogens van proefdieren te ontkennen. Het categoriseren van dieren als 'proefdieren' verandert vaak onbewust het beeld dat mensen van hen hebben, waardoor het gemakkelijker wordt om het gebruik van dieren in experimenten te rechtvaardigen.
Op Europees niveau roept een ongekende maatschappelijke beweging op tot het beëindigen van dierproeven en het versnellen van de overgang naar proefdiervrije wetenschap. Het recente Europese burgerinitiatief “Save Cruelty Free Cosmetics - Commit to a Europe Without Animal Testing”, ondertekend door meer dan 1,2 miljoen Europese burgers, is hiervan het bewijs. Ook opiniepeilingen laten geen ruimte voor twijfel. De intense discussies over dierproeven worden voornamelijk gevoed door wetenschappelijke en ethische bezwaren. Het feit dat dieren complexe cognitieve vermogens bezitten, waardoor ze emoties en sensaties kunnen voelen en hun omgeving en levenservaringen subjectief kunnen waarnemen, speelt een cruciale rol. Toch blijft er een paradox bestaan: als we de cognitieve vermogens van dieren erkennen, waarom blijven we dan praktijken accepteren die hen pijn, angst en stress bezorgen?
Hoewel consumenten vaak verklaren dat dierenwelzijn belangrijk voor hen is, blijkt hun koopgedrag vaak een ander verhaal te vertellen. De meeste consumenten zijn tegen dierproeven, maar slechts weinigen nemen de moeite om zich af te vragen of de producten die ze dagelijks gebruiken op dieren zijn getest. Deze kloof tussen verklaarde houdingen en feitelijk gedrag kan worden uitgelegd door verschillende factoren, waaronder gebrek aan informatie, de complexiteit van productieketens en, meer fundamenteel, het feit dat veel consumenten ervoor kiezen om 'vrijwillig onwetend' te blijven over de ethische kwesties die verband houden met de producten die ze kopen.
Het vermijden van informatie is een veel voorkomend fenomeen, vooral wanneer mensen zich ervan bewust zijn dat bepaalde informatie (bijvoorbeeld of producten op dieren zijn getest) hun huidige keuzes of waarden in twijfel kan trekken. In de context van dierproeven zullen mensen vaak de neiging hebben om informatie te vermijden over de praktijken die worden gebruikt bij de productie van bepaalde producten om zichzelf niet bloot te stellen aan gedrag dat als immoreel wordt beschouwd.
Er zijn verschillende manieren om onze empathie voor proefdieren te verminderen, zoals het ontkennen van hun cognitieve vermogens. Een nieuwe studie heeft deze strategie geanalyseerd door te onderzoeken of het vergroten van het bewustzijn van consumenten over het gebruik van proefdieren en het benadrukken van hun verantwoordelijkheid als consument de perceptie van proefdieren zou kunnen veranderen. De onderzoekers wilden met name weten of het simpele feit om een dier als 'proefdier' te categoriseren voldoende was om lagere cognitieve vaardigheden toe te kennen.
In dit onderzoek keken 3405 mensen naar foto's van dieren (konijnen, hamsters, honden, makaken) in twee verschillende contexten: hun natuurlijke leefomgeving en een laboratoriumomgeving. Voor elke foto werd elke deelnemer gevraagd om aan te geven hoe waarschijnlijk het was dat het dier een lijst van 15 mentale vaardigheden bezat (plezier, angst, boosheid, vreugde, geluk, verlangens, wensen, trots, pijn, honger, zicht, gehoor, smaak, planning en doelen).
De resultaten tonen aan dat deelnemers systematisch minder cognitieve vaardigheden toekenden aan dieren die gefotografeerd en beschreven waren in een laboratoriumomgeving dan wanneer dezelfde dieren gefotografeerd en beschreven waren in hun natuurlijke leefomgeving. Dit onderzoek ondersteunt het idee dat het categoriseren van proefdieren als niets meer dan 'harige reageerbuizen' zonder cognitieve vermogens de psychologische onthechting vergemakkelijkt. Dit maakt het mogelijk om hun gebruik voor wetenschappelijke doeleinden te rationaliseren. Deze studie toont aan hoe gemakkelijk het is om onze morele intuïties te omzeilen wanneer we dieren als objecten zien in plaats van als individuen.
Deze resultaten maken duidelijk dat de kwestie van dierproeven veel complexer is dan het lijkt. Het raakt aan onze waarden, onze overtuigingen en onze relatie met levende wezens. Gezien de ethische bezwaren, de wetenschappelijke beperkingen van dierproeven, en de groeiende steun van het publiek, de wetenschappelijke wereld en Europese instellingen voor onderzoeksmodellen die relevanter zijn voor de mens, is het van cruciaal belang dat we de transitie naar proefdiervrij onderzoek versnellen.