27.07.21
Katy Taylor

Als wetenschappelijk directeur voor Cruelty Free International volg je de ontwikkelingen inzake diervrije onderzoeksmethoden op de voet. Hoe beoordeel je de mate van innovatie? Gaat het snel genoeg vooruit?

De laatste dertig jaar is de wetenschappelijke ontwikkeling van diervrije methoden spectaculair toegenomen. Zeker op het gebied van toxicologie, omdat dit het gebied is dat de meeste publieke en wetenschappelijke aandacht heeft gekregen. Omdat de regelgeving internationale standaarden oplegt om de toxiciteit of giftigheid van een stof te testen, heeft vervanging van slechts één test een groot en blijvend effect. We kunnen nu dierproeven voor specifieke onderdelen van het lichaam, zoals huid- en oogirritatie, volledig vervangen. Voor de complexere vormen van toxiciteit in het lichaam bestaan diervrije methoden die aanvullend kunnen werken ten aanzien van dierproeven en die dus het aantal experimenten kunnen doen verminderen. Aan de andere kant bestaan ​​er nog veel hindernissen en is er nog een lange weg te gaan voordat het doel van volledige vervanging kan worden gerealiseerd. We hebben aanzienlijk meer financiering en aandacht voor het probleem nodig.

 

Op vlak van het testen van stoffen op hun toxiciteit is er dus duidelijke vooruitgang, maar wat met al die andere experimenten?

Het testen van stoffen op toxiciteit is inderdaad maar een klein deel van het verhaal, in Europa komt dit neer op ongeveer twintig procent van het totaal aantal proeven. De vooruitgang in andere onderzoeksgebieden gaat veel trager. Voor de overgrote meerderheid van dierproeven, inclusief medisch fundamenteel onderzoek, bestaat helaas weinig of geen stimulans om het aantal dierproeven te verminderen.

 

In je functie bij Cruelty Free International bewaak je ook mee het regelgevend kader in Europa. Geloof je dat Europa voldoende innovatie stimuleert?

De Dierproefrichtlijn van de Europese Unie is het kader dat het gebruik van dieren voor wetenschappelijke doeleinden regelt. Die richtlijn is theoretisch gericht op volledige vervanging, maar helaas is er weinig in de wetgeving geschreven om dat daadwerkelijk mogelijk te maken. Officiële statistieken laten zien dat het aantal dierproeven de afgelopen twintig jaar slechts met twintig procent is gedaald. Aan dit tempo zouden dierproeven nog minstens tachtig jaar blijven gebeuren. Vanuit Cruelty Free International verwachten we van Europa dat het een kader schept waarbij nieuwe en moderne benaderingen zonder dieren echt worden gestimuleerd Er moet ook meer financiering komen voor onderzoek dat niet alleen humaan is, maar ook relevanter is voor de mens dan dierproeven. In het belang van de volksgezondheid dus. Europa zou zo wereldleider kunnen worden op het gebied van dierproefvrij onderzoek. Als het de Europese Unie echt menens zou zijn met het terugdringen van dierproeven, dan zouden er meer investeringen gebeuren in technologie en kan dit zorgen voor een verschuiving in de mentaliteit van industrie en wetenschappers.

 

De Europese Commissie claimt regelmatig koploper te zijn op het gebied van dierenwelzijnswetgeving. Geldt dat ook voor dierproeven? Ondanks de traagheid, is Europa eigenlijk toch nog een lichtend voorbeeld voor de rest van de wereld?

Het verbod op dierproeven voor cosmetica en de Dierproefrichtlijn zijn belangrijke wetteksten die Europa terecht tot koploper hebben gemaakt. Helaas is de vooruitgang de afgelopen jaren gestagneerd en voldoen deze beleidsontwikkelingen, die ooit een voorbeeld waren voor de rest van de wereld, niet aan de verwachtingen.

 

Voldoet zelfs het cosmeticaverbod niet?

Het verbod op het testen van cosmetica met dieren wordt ondermijnd door de Europese regelgeving inzake chemische stoffen, het zogenaamde REACH, dat vereist dat cosmetica-ingrediënten worden getest op dieren als deze stoffen ook voor andere doeleinden worden gebruikt. Dus als een product in cosmetica én in iets anders kan worden verwerkt, dan gebeuren er toch experimenten op dieren. Dat holt het verbod natuurlijk uit, in de praktijk is het dus alleen van toepassing op een klein aantal cosmetica-ingrediënten. De teleurstelling bij de Proefdierrichtlijn is dan weer dat hoewel het volgens die richtlijn illegaal is om dierproeven uit te voeren wanneer er gevalideerde alternatieven zijn, veel van deze dierproeven toch worden voortgezet. Zo worden konijnen nog steeds gebruikt in huid- en oogirritatietesten, ondanks de perfect werkende alternatieven. Cavia's worden nog altijd gebruikt in huidsensibiliseringstesten. En muizen worden gebruikt bij testen voor botuline, voornamelijk omdat landen buiten Europa die nog steeds nodig achten.

 

Welk ander land of continent strekt intussen wel tot voorbeeld?

Jammer genoeg is het dus niet langer duidelijk dat Europa het beste voorbeeld geeft. De Verenigde Staten hebben onlangs een aantal belangrijke stappen gezet. Zo zijn er nu verschillende plannen voor specifieke sectoren om dierproeven in de Verenigde Staten te verminderen en heeft het Amerikaanse Milieuagentschap of EPA een gedurfde deadline vastgelegd: alle chemische testen op dieren moeten stoppen tegen 2035. Vergelijkbare Europese strategieën of doelstellingen ontbreken helaas.

 

Welke quick-wins zijn er nog om dierproeven te verminderen?

Er zijn enkele voor de hand liggende voorbeelden voor quick-wins. Eerst en vooral het gebruik van dieren in testen waar alternatieven voor beschikbaar zijn, dat zou van vandaag op morgen moeten stoppen. Andere voorbeelden zijn het neurowetenschappelijk onderzoek bij primaten, de productie van genetisch gemodificeerde muizen, het gebruik van dieren in het onderwijs en het testen van voeding en huishoudelijke producten. Vanuit Cruelty Free International hebben we een lijst opgesteld, de Replace Animal Tests of RAT-lijst, met tien veelvoorkomende dierproeven waarvoor al geruime tijd geaccepteerde alternatieven voor bestaan. Als die onmiddellijk worden beëindigd, zou alleen al in Europa elk jaar driekwart miljoen dieren worden gered. De lijst omvat huidirritatie- en oogirritatietesten bij konijnen, de huidsensibiliseringstest bij cavia's en de botuline- en schaaldiertest bij muizen. Ook routinetesten voor vaccins en de productie van antilichamen in dieren staan op die lijst. Er zijn er natuurlijk nog meer, maar deze vormen een goed startpunt.

 

Maar waarom gebeuren die experimenten dan toch nog?

Helaas zijn er veel redenen waarom dierproeven worden voortgezet, zelfs nadat een diervrije methode is aanvaard. Vaak heeft het niets te maken met de beperkingen van de nieuwe methoden, maar gaat het over menselijke beperkingen: bureaucratie, politieke malaise en verankering in de wetenschappelijke gemeenschap zijn grote belemmeringen om dierproeven af te bouwen.

 

Denk je dat we de COVID19-crisis hadden kunnen oplossen zonder dierproeven?

Wij zijn van mening dat meer investeringen in de ontwikkeling van diervrije methoden, die rechtstreeks verband houden met de ziekte bij mensen, een groot potentieel hebben om sneller veiligere en effectievere vaccins en behandelingen op de markt te brengen. Zolang de farmaceutische industrie blijft vertrouwen op dierproeven, bestaat er een reëel risico dat goede vaccins of behandelingen buiten beschouwing worden gelaten. En hoewel alle COVID-19-vaccins op dieren zijn getest, is dit geen rechtvaardiging voor dierproeven. Het weerspiegelt simpelweg de realiteit dat regelgevers aandringen op dierproeven voor alle nieuwe medicijnen en vaccins. De COVID-19-crisis heeft zelfs duidelijk gemaakt dat vaccins kunnen worden ontwikkeld met minder dierproeven. Het lijkt erop dat voor elk vaccin slechts een handvol onderzoeken bij apen en knaagdieren zijn uitgevoerd, natuurlijk om tijd te winnen. En geen van de grote vaccinontwikkelaars heeft gewacht op de studies bij dieren vooraleer ze overgingen op proeven bij mensen. Wat natuurlijk de vraag oproept of dieren echt nuttig zijn voor de ontwikkeling van vaccins en andere geneesmiddelen. Het blijkt zelfs dat onduidelijke resultaten in sommige dierproeven buiten beschouwing werden gelaten. De meeste testen op dieren toonden ook aan dat de vaccins niet voldoende effectief waren in het voorkomen van een infectie, toch werd overgeschakeld naar proeven bij mensen. Ook veel van de bijwerkingen die bij mensen werden vastgesteld, doken niet op in dierstudies. Dat moet tot nadenken stemmen.

 

Wat zijn tenslotte de belangrijkste drempels naar een volledig diervrij onderzoek?

Gebrek aan communicatie door regelgevers over de aanvaarding van diervrije methoden en gebrek aan handhaving. Dat zijn momenteel de belangrijkste hindernissen die dierproefvrij testen in de weg staan. Onvoldoende financiering voor niet-dierlijke methoden is zeker ook een belangrijke. Om tot een volledig diervrij onderzoek te komen, moet er ook mondiaal worden geharmoniseerd. Nog veel werk aan de winkel, maar het is zeker mogelijk.