27.06.23
organe

Over het algemeen is er een ernstig tekort aan menselijke donororganen. De vraag naar organen die geschikt zijn voor transplantatie is veel groter dan het aanbod aan donororganen. In de EU staan bijna 60.000 patiënten op een wachtlijst en elke dag sterven er 12 voordat er een geschikt orgaan gevonden is. Afhankelijk van het orgaan varieert de gemiddelde wachttijd van een paar maanden tot 2 à 3 jaar. Wereldwijd zoeken wetenschappers daarom naar oplossingen voor het tekort aan donororganen.

 

Donordieren lijken dé oplossing te zijn voor het wereldwijde tekort aan organen. Dit zijn proefdieren, zoals apen, varkens en schapen, die genetisch zo aangepast zijn dat er menselijke organen in groeien die later bij mensen worden getransplanteerd (xenotransplantatie). Vele wetenschappers hopen in de toekomst ook “orgaanboerderijen” te openen om deze donordieren te fokken.

 

In 2021 hebben Amerikaanse artsen een genetisch gemanipuleerde varkensnier tijdelijk aan een hersendode patiënt gekoppeld. Bijna drie dagen lang functioneerde het donororgaan naar behoren. En in 2022 ontving een 57-jarige Amerikaanse hartpatiënt een varkenshart. Twee maanden later overleed hij echter en bleek een varkensvirus aanwezig te zijn geweest in het donorhart. Ook de EU boekt snelle vooruitgang op dit gebied. De KU Leuven maakt bijvoorbeeld al jarenlang gebruik van varkens als oefen- en ventilatiemachines om het bewaren van organen te verbeteren, maar zonder enig concreet resultaat. Op de Duitse ‘orgaanboerderij’ Moorversuchsgut worden honderden varkens genetisch gemodificeerd voor een transplantatie naar mensen. De onderzoekers hopen zelfs in 2024 een klinische studie met een beperkt aantal menselijke patiënten te starten.

 

Het gebruik van dieren voor orgaantransplantatie naar mensen is geen vooruitgang of innovatie, en is onverenigbaar met dierenwelzijn. Donordieren zouden niet moeten lijden en sterven om als reserveonderdelen voor ons welzijn te dienen. Voor xenotransplantatie zouden op grote schaal donordieren gefokt en gedood moeten worden om een eindeloze voorraad van organen te kunnen leveren. Om te voorkomen dat donordieren geen bacteriën, virussen en andere ziekmakers oplopen, moeten ze in een volledig steriele omgeving leven. Donordieren komen dus nooit in aanraking met de buitenwereld. Ook hebben ze geen contact met soortgenoten, en kunnen geen natuurlijk gedrag vertonen.

 

Dieren zijn geen mensen. Experimenten met xenotransplantatie begonnen in de jaren 1960 maar zijn nog steeds onsuccesvol omdat geen enkele patiënt op lange termijn overleeft. Zelfs met genetische aanpassingen kan een dierlijk orgaan toch afgestoten worden door het menselijk lichaam. De fysiologische verschillen tussen mens en dier zijn zo groot dat mogelijke complicaties en risico's amper te voorspellen zijn. Bovendien is kruisbesmetting van dierziekten naar mensen een potentieel verwoestend risico, een concept waar velen van ons nu bekend mee zijn omdat dit waarschijnlijk de manier is waarop COVID-19 is ontstaan. Met xenotransplantatie begrijpen we het risico van kruisbesmetting misschien pas volledig als het te laat is.

 

Door gebruik te maken van mensgerichte onderzoeksmethoden in plaats van diermodellen, zouden we het tekort aan organen kunnen oplossen of voorkomen. Er zijn verschillende proefdiervrije alternatieven voor donordieren, zoals kunstmatige organen, 3D-geprinte organen, het kweken van menselijke organen in het laboratorium, en regeneratie van menselijke organen. Andere manieren om het tekort aan organen aan te pakken, is door de mogelijkheid van orgaandonatie meer te promoten, en het verbeteren van gedoneerde organen die normaal afgekeurd zouden worden.