15.02.24
Aantal dierproeven aan de KU Leuven blijft stijgen

Dierproeven aan de KU Leuven zijn voor het derde jaar op rij gestegen, zo blijkt uit het jaarverslag van 2022. KU Leuven blijft daarmee koploper in de Benelux wat het aantal dierproeven betreft. Bovendien is het de enige universiteit in België die nog onderzoek doet met primaten.

In 2022 werden 110 607 dierproeven uitgevoerd aan de KU Leuven, een stijging van 9.9% ten opzichte van 2021. De stijging is vooral te zien bij muizen (+9251), huishoenders (+3615) en runderen (+2000). Dit is grotendeels te verklaren door het hoge aantal muizen gebruikt voor en tijdens de creatie van genetische gewijzigde lijnen, en door het toegenomen onderzoek naar de genetica en fokkerij van landbouwhuisdieren. In 2022 zijn er ook 15 koppotigen gebruikt, terwijl dit aantal in 2021 en 2020 op nul stond. De meest significante daling in het aantal dierproeven doet zich voor bij zebravissen (-3549) en hamsters (-1264). Ondanks een afname van 1,6% in de categorie “dieren met ernstig ongerief”, ervaren nog steeds 9.512 proefdieren ernstig ongerief.

Fundamenteel onderzoek vormt nog steeds het grootste aandeel in het proefdieronderzoek aan de KU Leuven (65.7%). In 2022 werden proefdieren voornamelijk gebruikt voor onderzoek naar kanker (38,3%) en onderzoek naar het zenuwstelsel en mentale aandoeningen (32,4%). Primatenonderzoek aan de KU Leuven werd dan ook voortgezet  in 2022 in het kader van fundamenteel onderzoek naar de werking van de hersenen. In totaal werden 36 experimenten uitgevoerd op apen. Herbruik van apen is aanzienlijk, wat betekent dat dezelfde aap in meerdere, opeenvolgende dierproeven wordt gebruikt. Voor hersenonderzoek bij apen worden elektroden in de hersenen van de apen geïmplanteerd. Om het hoofd van de apen tijdens de experimenten in een vaste positie te houden, wordt een 'hoofdsteun' met cement aan de schedel bevestigd. De apen worden vervolgens vastgebonden in primatenstoelen om hen te dwingen naar een beeldscherm te kijken, terwijl de activiteit in hun hersenen wordt gemeten via de geïmplanteerde elektroden.  

Hoewel onderzoekers hopen dat fundamenteel onderzoek uiteindelijk vruchten zal afwerpen, levert het echter vaak alleen maar algemene kennis op. KU Leuven voert bijvoorbeeld al meer dan 25 jaar experimenten uit op apen, maar tot op heden zijn er geen concrete resultaten behaald. Een ander opvallend voorbeeld, benadrukt in het jaarverslag, betreft een onderzoek uitgevoerd in 2022 waarbij een nieuwe therapie leidt tot beter herstel na hersentrauma bij muizen. De onderzoekers, waaronder die van KU Leuven en VIB, beschouwen de resultaten als veelbelovend en hopen dat de therapie binnenkort in klinische proeven bij mensen kan worden getest. Niet vermeld in het jaarverslag is echter dat voor dit onderzoek opzettelijk hersenbeschadiging werd toegebracht aan de muizen. Hiervoor werd een craniotomie uitgevoerd, waarbij een stuk van de schedel werd verwijderd om toegang tot de hersenen te krijgen. Vervolgens moesten de muizen gedragstesten uitvoeren zoals de gedwongen zwemtest en de Morris water maze test, die de dieren enkel angst aanjagen. Iets anders dat niet wordt genoemd in het jaarverslag, maar wel op de VIB-website staat vermeld, is dat "een doorbraak in onderzoek niet hetzelfde betekent als een doorbraak in de geneeskunde. De resultaten van onderzoekers kunnen de basis vormen voor nieuwe therapieën, maar de weg naar de ontwikkeling ervan kan jaren duren."

Zoals aangegeven in het jaarverslag, is biomedisch onderzoek aan de KU Leuven grotendeels gebaseerd op het gebruik van genetisch gewijzigde diermodellen, bijvoorbeeld transgene muismodellen. Het creëren van een specifiek genetisch gewijzigd diermodel vereist vaak meerdere generaties, wat resulteert in grote aantallen dieren die betrokken zijn bij het proces. Met de voortdurende ontwikkeling van moderne gentechnologieën is de kans groot dat het aantal experimenten op genetisch gewijzigde dieren de komende jaren verder zal toenemen. Echter kan het creëren van genetisch gewijzigde dieren leiden tot pathologische fenotypes die pijn, lijden, angst of blijvende schade kunnen veroorzaken. Bovendien treden vaak ongewenste DNA-veranderingen op die de fenotypes van dieren op onvoorspelbare wijze beïnvloeden, wat ernstige gevolgen kan hebben voor het welzijn van de dieren en ook voor de menselijke gezondheid.

Het gebruik van proefdieren, zoals apen en muizen, voor biomedisch onderzoek wordt vaak gerechtvaardigd door hun biologische en fysiologische gelijkenis met mensen. Echter vertaalt onderzoek op dieren, inclusief genetisch gewijzigde dieren, zich niet goed naar mensen. Ondanks het feit dat mensen 93% van hun genen delen met rhesusapen en 97% met muizen, reageren deze dieren heel anders op geneesmiddelen of gifstoffen dan mensen. Dat komt omdat er grote verschillen zitten in hoe deze genen werken. Daarnaast is de ontwikkeling en de progressie van een ziekte in een proefdier moeilijk te vergelijken met de situatie in een mens.

In de afgelopen jaren is er aanzienlijke vooruitgang geboekt op het gebied van proefdiervrije innovaties. Het gebruik van proefdiervrije modellen voorkomt niet alleen dierenleed, maar levert ook resultaten op die beter vertaalbaar zijn naar de mens. Deze modellen zijn namelijk zo ontworpen dat er gebruik kan worden gemaakt van menselijke weefsels en cellen, waardoor ziektes nauwkeuriger kunnen worden nagebootst. In het jaarverslag vermeldt KU Leuven dat er voortdurend gezocht en gewerkt wordt naar innovatieve en alternatieve onderzoeksmethoden. Zo wordt onder meer in het Stamcelinstituut de mogelijkheid onderzocht om organoïden te kweken uit menselijke stamcellen. Ondanks de inspanningen van KU Leuven is het aantal dierproeven in de laatste 10 jaar echter niet afgenomen. Daarom is er dringende behoefte aan concrete acties om het aantal dierproeven aanzienlijk te verminderen en de overgang naar proefdiervrije wetenschap te versnellen. Het Actieplan gericht op het verminderen van het aantal dierproeven in Vlaanderen kan een cruciale rol spelen bij het realiseren van deze doelstelling.